Nieuwe ontwerp-Codes van Goede Praktijk Kwaliteitstoets en Uitlogingstest

15.03.2024

De nieuwe ontwerpversies (21 februari 2024) van de Code van Goede Praktijk 'Opmaak kwaliteitstoets bij vrij gebruik van PFAS-houdend bodemmateriaal in een waterwingebied en bij onderwatertoepassingen' en de Code van Goede Praktijk 'Uitvoering van een uitlogingstest ter bepaling van de uitloogbaarheid van PFAS uit bodem en bodemmaterialen' zijn beschikbaar op de website van OVAM. 

Deze Codes van Goede Praktijk geven praktische invulling aan de evaluatie van bodemmaterialen volgens het Tijdelijk Handelingskader PFAS. Ook de Richtlijn 'Bepaling gemiddelde grondwaterconcentratie PFAS in de kadastrale werkzone' werd lichtjes bijgestuurd.

De wijzigingen die doorgevoerd werden zijn het resultaat van een eerste evaluatie.  Tevens werden een aantal onduidelijkheden uitgeklaard.

Advies Raad van State
Deze Codes van Goede Praktijk werden door de minister overgemaakt aan de Raad van State voor advies. Deze werden momenteel nog niet officieel goedgekeurd.

Belangrijk is dat 1 september 2024 nog steeds vooropgesteld is als datum van in werking treding. 

We overlopen kort de belangrijkste wijzigingen:

1. Algemeen 

CMA- of WAC-procedures
De nieuwe ontwerpversies scheppen meer duidelijkheid over “de op dat moment geldende CMA- of WAC-procedures”: 
'Voor de geldende rapportagegrenzen of de indeling van de kwantitatieve en indicatieve PFAS-componenten geldt het moment van het analysecertificaat, waarbij het aan de erkend bodemsaneringsdeskundige is om te beoordelen of deze analyseresultaten nog representatief zijn in het kader van eventuele wijzigingen aan deze procedures bij de opmaak van het technisch verslag. Toetsingswaarden en de wijze van sommatie dienen uitgevoerd te worden volgens de regels die van kracht zijn op het moment van ondertekening van het technisch verslag.'

Toetsingswaarde voor vrij gebruik
In alle documenten wordt nu consequent gesproken van de 'Toetsingswaarde voor vrij gebruik', i.p.v. 'waarde vrij gebruik'.


2. Kwaliteitstoets 

Binnen de Kadastrale werkzone 
De nieuwe ontwerpversie verduidelijkt dat voor gebruik binnen de kadastrale werkzone, de kwaliteitstoets voor bodemmaterialen die voldoen aan de de toetsingswaarden voor vrij gebruik - niet van toepassing is, voor zover de kadastrale werkzone niet in een waterwingebied (of beschermingszone) is gelegen. Belangrijk is uiteraard dat de erkende bodemsaneringsdeskundige bij de afbakening van de kadastrale werkzone alle principes van de CvGP voor het afbakenen van een kadastrale werkzone, alsook de CvGP voor gebruik binnen de KWZ, correct toepast.

zie 4.2 Het gebruik onder water van bodemmaterialen, die voldoen aan de toetsingswaarden voor vrij gebruik, binnen de kadastrale werkzone (afgebakend conform de CvGP voor de afbakening van de kadastrale werkzone (OVAM, 2024)) en waarbij de kadastrale werkzone niet in een waterwingebied is gelegen, zijn niet gevat onder het toepassingsgebied van de onderwatertoepassingen zoals voorzien in deze kwaliteitstoets. De afbakening van de kadastrale werkzone geeft in dit geval namelijk invulling aan de doelstelling van de kwaliteitstoets uit het tijdelijk handelingskader PFAS.

Aantal uitloogproeven
Het minimum aantal uit te voeren uitloogproeven wordt bepaald op basis van de representatieve stalen ihkv de minimale staalnamestrategie, voor die stalen waarvoor de concentratie van één of meerdere PFAS-componenten (indicatieve én kwantitatieve) de maximale rapportagegrens wordt overschreden.   

Bepalen van het gemiddelde grondwaterniveau
Hierbij mogen eigen meetreeksen gebruikt worden die correct geïnterpreteerd zijn naar seizoenale schommelingen. Het is aan de erkend bodemsaneringsdeskundige om te oordelen wat in een bepaalde situatie en locatie noodzakelijk is voor de bepaling van de gemiddelde natuurlijke grondwaterstand.

    3. Uitlogingstest 

    Technisch
    Betreffende de technische uitvoering van de uitlogingstest, werd een wijziging doorgevoerd m.b.t. het uitloogvloeistof. De bepaling van het uitlooggedrag dient te gebeuren met een uitloogvloeistof van CaCl2 (paragraaf 3.1), dit ter vervanging van ultrapuur water.

    Alternatief voor de uitlogingstest
    Voor de bepaling van de uitloogbaarheid van PFAS wordt het gebruik van de één-traps schudtest vooropgesteld. Bijkomend wordt de mogelijkheid gegeven om de uitloogbaarheid te berekenen. Deze modelmatige aanpak staat beschreven onder paragraaf 3.3.

    Tevens wordt gesteld dat het uitlooggedrag kan worden bepaald de hand van een kolomtest. Voor deze laatste werd echter geen kader uitgewerkt.

    4. Richtlijn 'Bepaling gemiddelde grondwaterconcentratie PFAS inde kadastrale werkzone'

    Hergebruiken van bestaande peilbuizen
    De plaatsing van de peilbuizen moet gebeuren conform de richtlijnen opgenomen in de CMA-procedure CMA/1/A.2 “Staalname grondwater”. Indien bestaande peilbuizen voldoen aan deze richtlijnen mogen deze gebruikt worden voor staalname ter bepaling van de gemiddelde grondwaterconcentratie.

    Schema's geschrankte plaatsing peilbuizen (4.1.2)
    Voor lijntrajecten werden de schema's m.b.t. de geschrankte plaatsing aangepast. 

    Grondwater dieper dan 8 m-mv 

    Onder paragraaf 4.1 wordt in bepaalde gevallen het aantal te plaatsen peilbuizen gehalveerd indien het grondwater zich dieper dan 8 m-mv bevindt.  

    Filterdiepte (4.2)

    Paragraaf 4.2 verduidelijkt de bepalingen m.b.t. de filterdiepte: de filter dient niet-snijdend geplaatst te worden net onder het freatisch grondwaterniveau.


    Wij houden u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. 
    Indien u vragen heeft over deze nieuwe ontwerpversies, aarzel niet om ons te contacteren: grondbank@grondbank.be